Authors: James Ellison
Hij wilde wanhopig graag ophouden met gokken want hij hield van zijn kinderen, en hij hield van zijn ex-vrouw met onverminderde passie; hij hield meer van hen dan van wat dan ook in de wereld en probeerde altijd te doen wat voor hen het beste was. Hij wilde hen terugwinnen, en hij was tot alles bereid om weer een gezin met hen te kunnen vormen. Hij zou nooit, nooit een tweede keer de rampzalige fout maken om hun hypotheekgeld te gebruiken voor een spelletje poker met hoge inzet. Zes maanden geleden had hij hun laatste paar honderd dollar spaargeld verspeeld bij een potje dat de hele nacht had geduurd en hij had geprobeerd om geld te lenen van zijn werkgever, maar daar had hij al schulden. Toen hij het had opgebiecht aan Alison, was dat de druppel geweest. Ze had hem eruit gegooid. Als allerlaatste mogelijkheid had hij een beroep gedaan op Alisons vader, maar de twee mannen hadden nooit goed met elkaar overweg gekund. De oude man was meer dan bereid, wanneer de kans zich maar voordeed, om nog een nagel in de doodskist van dat huwelijk te hameren.
In die gemoedstoestand was Burnham toevallig Junior Pearl- stein weer eens tegen het lijf gelopen, de kleinzoon van wijlen de excentriekeling Sidney Pearlstein, een gerenommeerd lid van de Fortune 500. Junior was het soort man dat Burnham in zijn jongere jaren helemaal lens zou hebben geslagen als hij hem op straat alleen maar scheef aangekeken had. Hij was gewoon de zoveelste in een lange reeks eersteklas, rijke, blanke jongens, allemaal klootzakken en nietsnutten als je het Burnham vroeg. En zo stom als het achtereind van een varken. Juniors afkomst had hem het leven erg gemakkelijk gemaakt: het geld van zijn familie had hem zijn universitaire opleiding en zijn graad in handel en commercie opgeleverd. En terwijl arme kerels met de verkeerde huidskleur, zoals Burnham, moesten ploeteren als afwashulpen en nachtwakers om hun eigen opleiding aan inferieure onderwijsinstellingen te bekostigen, zeilden eikels als Junior zonder enige tegenslag door de gewijde gangen van Ivy League-universi- teiten. Ze behaalden hun voldoendes zoals een heer van stand betaamt en leerden ondertussen meer over exotische biersoorten en pornofilms dan over economie en grammaticale details.
'Gebruik het feit datje zwart bent niet als excuus,' was de preek die Alison hem steeds gaf. 'Maar het is helemaal geen excuus,' wierp hij dan tegen, 'het is realiteit. Een zwarte man in Amerika moet elke seconde van de dag alert blijven. Er is altijd wel iemand die naar je kijkt. Die over je oordeelt. Die wacht totdat je iets verkeerds doet. Ze weten allemaal ver-domd goed dat je uiteindelijk wel iets verkeerds zult doen, en als dat gebeurt, kennen ze geen genade.' 'Je mag ook helemaal geen genade verwachten,' viel ze dan tegen hem uit. 'Zelfmedelijden is als een kwaadaardig gezwel, Frank. Het vreet aan je en voor je het weet ben je dood vanbinnen. Je bent zwart en daar moetje mee leren omgaan. Je moet proberen een manier te vinden om het vóór je te laten werken in plaats van tegen je.' Die ruzies losten nooit iets op en eindigden gewoonlijk in een nors zwijgen. Totdat ze naar bed gingen, tenminste. Tot voor kort hadden ze altijd wel een manier gevonden om al hun ruzies bij te leggen in bed.
Dat Burnham aanwezig was bij de begrafenis van Pearlstein was puur toeval. Hij had op het nieuws gezien dat de oude man was overleden, maar het was al een hele tijd geleden dat hij contact met hem had gehad. Sterker nog, hij was die dag door puur toeval in Upper West Side. Burnham was door zijn baas op pad gestuurd om te bekijken of ze misschien een kans maakten om een schuilkamer te mogen bouwen in een flatgebouw aan West End Avenue. Toen hij de massa rou-wenden in het oog kreeg die buiten Riverside Funeral Home aan Amsterdam Avenue stonden te wachten, besefte hij dat ze daar waren om afscheid te nemen en besloot hij dat hij zich net zo goed bij hen kon voegen nu hij er toch was. Hij had de oude man immers altijd graag gemogen. Hij was een van de goede blanken, en Frank moest toegeven dat er daar wel een paar van waren. Weliswaar niet veel, maar ze bestonden wel. Meneer Pearlstein was altijd vriendelijk en respectvol geweest tegen Burnham tijdens de weken waarin hij in het huis van de oude man had gewerkt. Pearlstein had All- Tight Security Systems, het bedrijf waar Burnham in dienst was, ingehuurd om een schuilkamer te bouwen in zijn herenhuis in Upper West Side. Hij begroette Frank altijd met een warme handdruk en bood hem laat in de middag altijd een glas dertig jaar oude Schotse whisky aan. Burnham accepteerde gewoonlijk één drankje (maar weigerde altijd een tweede glas) als het werk die dag gesmeerd was verlopen en het niet een dag was waarop hij zijn dochter voor het eten moest ophalen bij de dansschool.
Junior, de kleinzoon van de oude man, was echter een heel ander verhaal. Dat joch hing als een schaduw rond in het huis van zijn grootvader. Hij had nooit gewerkt en bracht het grootste deel van zijn tijd door met zijn maatjes van de uni-versiteit, mannen zoals hij, die het volwassen worden schuw-den en zich aan niets anders wijdden dan het voortzetten van een leven vol plezier. Hij was erg bedreven in het bestellen van de juiste wijn in goede restaurants, in het versieren van naïeve vrouwen en in het aanpappen met rijke figuren. Hij was duidelijk het zwarte schaap van de familie. Junior was zich ervan bewust dat, hoewel hij ooit een korte tijd zijn grootvader had verpleegd, er maar één manier was om zich ervan te verzekeren dat hij uiteindelijk een voldoende groot deel van de erfenis zou kunnen bemachtigen als zijn grootva-der het hoekje om ging: dikke maatjes met hem worden. Maar hij was een verschrikkelijke slijmjurk, zoals Frank Burnham, die mensen vrij goed kon inschatten, al snel zag. Hij legde het er te dik bovenop, en de oude man was onge-twijfeld slim genoeg om erdoorheen te prikken. Alles aan die knul schreeuwde 'verlopen' en de ware reden waarom hij om de oude man heen hing was volkomen duidelijk. Maar goed, het beoordelen van de familiedynamica maakte geen deel uit van Burnhams taakomschrijving, dus deed hij gewoon zijn werk en probeerde hij zo min mogelijk met Junior in aanraking te komen.
Het enige probleem was dat Junior erg geïnteresseerd leek in Burnham en in wat hij in het huis van zijn grootvader uit-voerde. Omdat de oude Pearlstein bekendstond als een ex-centriekeling, was Junior tot de conclusie gekomen dat de vreemde, oude kerel niet al zijn liquide middelen op die bank had gezet, en op de een of andere manier van plan was om die in deze kamer te verbergen. Hij wilde dolgraag weten waar en hoe.
Niet lang nadat Burnham was begonnen aan de ingewikkelde constructie in het herenhuis van Pearlstein, had Junior hem uitgenodigd om iets te komen drinken in een plaatselijk café. Burnham was verrast geweest door de uitnodiging. Wat wilde die jonge, rijke, blanke knul van hem? Het was duidelijk dat hij iets wilde. Hoewel Burnham Junior intuïtief wantrouwde, was hij ook nieuwsgierig, en dus ging hij mee een biertje drinken in een luidruchtige bar aan Columbus Avenue.
Junior begon aan een oeverloze monoloog over het jaar dat hij in Mexico had doorgebracht. 'Het is daar geweldig, Frank,' zei hij terwijl hij zijn hand op de schouder van de oudere man legde. Burnham probeerde niet ineen te krimpen onder zijn aanraking. 'Ik was in Guadalajara. De vrouwen zijn geweldig, man, die tropische drankjes zijn fantastisch en het klimaat is perfect. Als je een beetje Spaans spreekt, komen de wijven in drommen op je af.' Hij boog voorover en zei op vertrouwelijke toon: 'Hier is mijn plan: ik wil daarnaartoe verhuizen. Weg uit deze verdomde beerput. De stad is helemaal naar de klote als je het mij vraagt. Vol huichelaars en gekken en je kunt de lucht nauwelijks ademen.'
Waar stuurt hij op aan, vroeg Burnham zich af. Wat wil hij van me?
'Als je dat vindt, dan moetje gaan,' opperde hij. Junior staarde hem aan, zijn grijze ogen tot spleetjes geknepen. 'Maar er is één probleem, man. Op dit moment heb ik geen rooie cent.'
Burnham knikte. 'Ik begrijp watje bedoelt.' 'Heb jij dat probleem ook?' 'Wie niet?'
Junior nam een slokje van zijn Schotse whisky, Johnnie Wal-ker Black Label. 'Wat een afknapper, hè? We hebben alle-maal zo onze dromen en het enige wat ons in de weg staat is geld. Stel,je wilt reizen. Stel, je wilt een leuke auto kopen, een Porsche bijvoorbeeld, of een Mercedes. Stel dat je alles wilt kunnen doen wat je verdomme maar wilt zonder dat je je er druk om hoeft te maken hoe je dat allemaal moet betalen. En wat staatje in de weg? Geld. Of het gebrek daaraan. Einde verhaal.'
'Vertel mij wat.' Burnham nam een klein slokje van zijn bier. Die knul had al een Mercedes. Waar zeurde hij verdomme over?
Toen hij vond dat er genoeg tijd verstreken was om weg te kunnen gaan zonder onbeleefd te lijken, slaagde Burnham erin zich te excuseren en de bar te verlaten. Maar hij vertrok met het ongemakkelijke gevoel dat hij nog wel vaker te ma-ken zou krijgen met deze jongste en meest problematische telg uit de clan Pearlstein.
Bij de herdenkingsdienst kwam Junior recht op Burnham af, hoewel Burnham, die hem het eerst gezien had, deed alsof hij hem niet opmerkte. Met zijn zweterige hand uitgestrekt riep de jonge erfgenaam: 'Hé, Burnham, vriend!' Toen, alsof hij zich plotseling bewust werd van de omstandigheden, zei hij met een gepast ernstige blik: 'Het is niet gemakkelijk, weet je. Mijn grootvader was een geweldige man. Zo iemand kom je niet snel meer tegen.'
Burnham knikte, terwijl hij Junior aanstaarde. Het haar van de man hing tot over zijn oren en hij had er een of ander raar gelachtig goedje in om het achterover te houden. Die kleine etter heeft niet eens de moeite genomen om zijn haar te laten knippen voor de begrafenis van de oude man, dacht hij. Godsamme, vriend nog wel. De klootzak. Burnham had kippenvel, maar toch antwoordde hij met een volkomen nietszeggende uitdrukking op zijn gezicht: 'Junior, ik begrijp hoe je je voelt. Mijn condoleances aan jou en je familie vanwege dit verlies.' Hij zweeg even en voegde er toen langzaam aan toe: 'Je grootvader had een groot hart. Hij was een zeer geleerde man en ik geloof dat hij echt om mensen gaf. Je hebt gelijk, zo iemand kom je niet snel meer tegen.' 'Ah, ja, nou ja... Weetje, als het je beurt is, dan is het je beurt, lijkt me. En het goede is dat hij niet meer hoeft te lijden en zo.' Junior schudde zijn hoofd en beet op zijn lip. In elk geval heeft hij een goed leven gehad. En een lang leven. Wat kun je nog meer verlangen, hè?'
Toen knipoogde hij alsof dat allemaal inleidende opmerkin-gen waren geweest en ze nu waren aanbeland bij de serieuze zaken.
'Hoor eens, kerel. Ik heb een soort zakelijk voorstel dat ik graag eens met je wil bespreken. Kunnen we er hier even een paar minuten tussenuit knijpen? Ergens koffie gaan drinken of zo?'
Burnham was sceptisch, maar zijn financiële problemen en zijn verlangen om weer in een goed blaadje te komen bij zijn gezin hadden behoorlijk bijgedragen aan zijn wanhoop. Hij was bereid om alles te proberen en naar iedereen te luisteren, zelfs naar Junior Pearlstein. Hij kon niet blijven leven zoals hij nu leefde: uit een koffer, met zijn dronken broer op zijn lip, zonder zijn kinderen te zien en met een vrouw die niets van hem moest hebben. Er moest iets gebeuren, en snel ook. 'Nou, weetje, ik heb niet veel tijd...'
'Het hoeft niet zo lang te duren, en ik beloof dat het je moeite meer dan waard zal zijn.'
'Ja, oké. Een paar straten verderop is er een koffiebar waar we wel even kunnen praten.'
De twee mannen baanden zich een weg door de grote massa rouwenden. Sidney Pearlstein was op latere leeftijd een ex-centrieke man en in feite een kluizenaar geworden, maar hij was een beroemd financier en beroemdheden trokken altijd grote mensenmassa's wanneer ze kwamen te overlijden. Er waren meer nieuwsgierige mensen dan oprecht meelevende.
Zittend aan een tafeltje achter in de koffiebar legde Junior zijn plan uit. Terwijl hij aandachtig luisterde, zonder iets te zeggen, kwam Burnham met tegenzin tot de conclusie dat hij zijn mening over Junior moest herzien. Hij was onbeschoft, hij was onaangenaam, hij was waarschijnlijk volkomen immoreel en slecht tot op het bot, maar hij had wel fantasie. Burnham had hem onderschat, en hij wist hoe gevaarlijk het was om mensen te onderschatten. Hij luisterde zonder iets te zeggen of te laten merken, en toen Junior ophield met praten en hem aanstaarde, in afwachting van een reactie, zei hij: 'Dat lukt nooit.'
'Waarom niet?'
Burnham noemde zijn bezwaren op en schetste de problemen. Junior had overal een antwoord op. Hij had zijn huiswerk duidelijk goed gedaan. 'Er is een nog groter probleem,' zei Burnham. 'Wat dan?'
'Ik doe het niet. Dit is een misdaad, en ik ben geen misdadiger.'
'Ik ook niet. Maar ik heb het gevoel dat ik genaaid ben, want ik krijg niets van de erfenis. Zie je, mijn grootvader heeft me nooit echt gemogen. Maar zoals ik het zie, is hij me iets ver-schuldigd. Ik ben familie. Ik pak alleen dat waarvan ik vind dat ik er recht op heb.'
'Het is verkeerd,' hield Burnham vol. 'Bovendien mocht ik je grootvader graag. Dit zou ik hem niet willen aandoen, dood of niet.'
Juniors glimlach was gespannen toen hij Burnham aankeek. 'Hij komt het nooit te weten, Frank. De man is dood.' 'Het is gewoon verkeerd,' zei Burnham opnieuw. Junior nam een slok van zijn koffie en stak een sigaret op. Hij nam een trekje en zei uiteindelijk: 'Je moet het zo zien: je krijgt maar een beperkt aantal kansen in het leven. Sommige mensen hebben echt pech, die krijgen helemaal geen kansen. Al dat gepraat over de perfecte kans, de kans om met je leven te doen watje wilt; het is meestal gewoon onzin. Een manier om de dag door te komen, dromen dat het schip met geld zal komen binnenvaren, dat soort geklets. Maar jij krijgt die kans nu wel, man.' Hij bracht zijn neus dicht bij die van Burnham. 'Ik geef je die kans. Hoe oud ben je, tweeënveertig, drieënveertig?' 'Zo ongeveer.'
'Nou, dit is je kans, man. En het zou wel eens de enige kans kunnen zijn die je ooit krijgt.'
Nu sprong Burnham, helemaal in het zwart gekleed, met Ju-nior, die een zwarte, gebreide muts droeg die net zijn ogen vrijliet, uit een busje dat geparkeerd stond voor de voormalige woning van Sidney Pearlstein. De ironie van het feit dat hij een expert was in beveiligingssystemen voor woonhuizen ontging hem niet terwijl hij naar de voordeur liep om in het huis in te breken. Via Beveiliging was hij in contact gekomen met meneer Pearlstein, een man voor wie hij respect had. Via Beveiliging was hij ook in contact gekomen met de kleinzoon van meneer Pearlstein, een man die hij niet mocht maar met wie hij een samenwerkingsverband was aangegaan om de oude man te beroven. Hij vroeg zich af waarom hij hier eigenlijk was. Was het omdat hij zijn relatie met Alison wilde redden? Om zijn kinderen weer deel te laten uitmaken van zijn leven? Of was het mogelijk dat hij en Junior in feite helemaal niet zo verschillend waren en dat zijn belangrijkste beweegreden hebzucht was? Hij kon er maar beter niet over nadenken. Hij moest zijn hoofd erbij houden. Junior begon Burnham echt op de zenuwen te werken, en de klus was nog niet eens begonnen. Hij praatte aan een stuk door en het meeste wat hij zei was obsceen. Smerige seksuele dingen met vrouwen. Steeds maar opscheppen. Als je hem moest geloven (en Burnham geloofde er helemaal niets van) was hij op de universiteit een geweldige sportman, een bekroond spreker en een eersteklas bergbeklimmer geweest. Het enige wat hij was, was een eersteklas leugenaar. Het enige goede aan deze klus was dat Burnham hem nooit meer hoefde te zien als het allemaal achter de rug was. Burnham liep snel op het huis af, terwijl de jongere, kleinere man hem gemakkelijk bijhield. Toen de twee mannen de voordeur bereikten, stak Junior een hand in zijn zak en haalde een sleutel tevoorschijn, die hij onmiddellijk aan Burnham gaf. Ze keken elkaar even aan, en Burnham voelde dat dit de eerste zet was in hun wederzijdse machtsspel. Hij wierp