Read De Kaart En Het Gebied Online
Authors: Michel Houellebecq
.
Toen hij het tehuis om vijf uur verliet, stond de zon al laag, het strijklicht was getint met een prachtige gouden gloed. Mussen hupten in het gras, dat schitterde van de rijp. Wolken die heen en weer schommelden tussen purper en scharlakenrood namen rafelige, vreemde vormen aan in de richting van de ondergaande zon. De wereld kon die avond onmogelijk een zekere schoonheid worden ontzegd. Was zijn vader gevoelig voor die dingen? Hij had nooit de minste belangstelling voor de natuur aan de dag gelegd; maar misschien wel toen hij ouder werd? Hijzelf had bij zijn bezoek aan Houellebecq geconstateerd dat hij het platteland, dat hem tot dan toe altijd koud had gelaten, begon te waarderen. Hij drukte onhandig zijn vaders schouder en plaatste een kus op zijn ruwe wangen - op dat precieze moment had hij het gevoel dat hij het pleit had gewonnen, maar diezelfde avond, en de volgende dagen nog meer, werd hij door twijfel bevangen. Het zou geen zin hebben gehad om zijn vader op te bellen of nogmaals te bezoeken - dat had hem juist nog in zijn voornemen kunnen sterken. In gedachten zag hij hem roerloos op een bergkam staan, aarzelend naar welke kant hij zou overhellen. Het was de laatste belangrijke beslissing die hij in zijn leven te nemen had, en Jed was bang dat hij ook nu weer, precies zoals hij vroeger deed wanneer hij bij een bouwproject op een probleem stuitte, zou kiezen voor de
radicale oplossing.
.
De dagen daarna werd zijn ongerustheid alleen nog maar erger; hij verwachtte nu elk moment een telefoontje van de directrice van de instelling te krijgen: 'Uw vader is vanmorgen om tien uur naar Zürich vertrokken. Hij heeft een brief voor u achtergelaten.' Toen een vrouwenstem hem over de telefoon vertelde dat Houellebecq dood was, begreep hij het dan ook niet meteen, hij dacht dat het om een vergissing ging. (Marylin had haar naam niet gezegd, en hij had haar stem niet herkend. Ze wist niets meer dan er in de kranten stond, maar ze dacht dat ze hem maar beter even kon bellen omdat ze aannam - overigens terecht - dat hij de kranten niet had gelezen.) En zelfs nadat hij had opgehangen, dacht hij nog een tijdje dat het om een vergissing ging, omdat zijn relatie met Houellebecq voor zijn gevoel nog maar net was begonnen, hij had nog altijd het idee in zijn hoofd dat ze geroepen waren om elkaar terug te zien, heel vaak, en misschien wel
vrienden
te worden, voor zover die term van toepassing was op mensen zoals zij. Het klopt dat ze elkaar niet meer hadden gezien sinds hij hem begin januari zijn schilderij had gebracht, en dat het nu al eind november was. Het klopt ook dat hij niet het initiatief had genomen om te bellen of een afspraak te maken, maar het betrof toch nog altijd iemand die twintig jaar ouder was dan hij, en voor Jed was het enige privilege van ouder worden, het enige trieste privilege van ouder worden, dat je het recht verwierf om
met rust gelaten
te worden, en bij hun vorige ontmoetingen had hij de indruk gehad dat Houellebecq vooral
met rust gelaten
wilde worden, maar toch hoopte hij dat Houellebecq hem zou opbellen, want zelfs na hun laatste ontmoeting had hij het gevoel dat hij hem nog veel te vertellen had, en in antwoord daarop veel van hem te horen. Hoe dan ook had hij sinds het begin van het jaar bijna niets gedaan: hij had zijn fototoestel weer tevoorschijn gehaald, zonder overigens zijn penselen en doeken op te bergen, kortom hij verkeerde in een extreem onzekere toestand. Hij was niet eens verhuisd, terwijl dat toch niet moeilijk was.
Op de dag van de begrafenis was hij een beetje moe, waardoor hij niet veel van de mis had begrepen. Het ging over verdriet, maar ook over hoop en wederopstanding, nou ja de overgebrachte boodschap was vaag. In de keurig onderhouden lanen van de begraafplaats van Montparnasse met hun geometrische ruitpatroon en hun gelijkvormige grind was alles hem daarentegen volstrekt helder geworden: zijn relatie met Houellebecq was ten einde,
-wegens overmacht.
En de mensen die om hem heen stonden, van wie hij niemand kende, leken dezelfde zekerheid te hebben. En terugdenkend aan dat moment begreep hij ineens, met absolute zekerheid, dat zijn vader zijn dodelijke plan onherroepelijk zou doorzetten; dat hij vroeg of laat dat telefoontje van de directrice zou krijgen, en dat alles op die manier zou eindigen, zonder conclusie of verklaring, dat het laatste woord nooit zou worden gesproken, dat er alleen een gevoel van spijt, van ontmoediging zou overblijven.
.
Maar er stond hem nog iets anders te wachten, en een paar dagen later werd hij opgebeld door iemand die Ferber heette. Zijn stem was zacht en aangenaam, absoluut niet zoals hij zich voorstelde bij een politieman. Hij waarschuwde hem dat niet hijzelf maar zijn baas, commissaris Jasselin, hem op de Quai des Orfèvres zou ontvangen.
Commissaris Jasselin was 'in bespreking', kreeg hij bij aankomst te horen. Hij nam plaats in een kleine wachtkamer met plastic stoelen, bladerde wat in een oud nummer van het
Tijdschrift voor de Politie
en kwam toen op het idee om door het raam te kijken: het uitzicht op de Pont Neuf en de Quai de Conti, met in de verte de Pont des Arts, was schitterend. In het winterlicht leek de Seine gestold, het wateroppervlak was matgrijs. Het koepeldak van het Institut de France had echt een zekere charme, moest hij erkennen, een beetje tegen zijn zin. Natuurlijk viel het op geen enkele manier te rechtvaardigen om een gebouw een ronde vorm te geven; vanuit doelmatigheidsoogpunt was dat domweg weggegooide ruimte. Misschien was de moderniteit wel een vergissing, dacht Jed voor het eerst van zijn leven. Dat was trouwens een zuiver retorische vraag: de moderniteit was in West-Europa al een hele tijd ten einde.
Jasselin kwam binnenstormen en haalde hem met een ruk uit zijn overpeinzingen. Hij leek gespannen, geïrriteerd zelfs. Inderdaad had hij die ochtend een nieuwe teleurstelling moeten incasseren: de vergelijking van de werkwijze van de moordenaar met de database van seriemoordenaars had absoluut niets opgeleverd. Nergens in Europa, de Verenigde Staten en Japan was er een moordenaar bekend die zijn slachtoffers aan repen sneed en ze uitspreidde over de vloer, het was absoluut nog nooit vertoond. 'Voor één keer neemt Frankrijk het voortouw...' had Lartigue zich laten ontvallen in een jammerlijk mislukte poging om de sfeer wat op te vrolijken.
'Het spijt me,' zei hij, 'mijn kantoor is momenteel bezet. Wilt u een kop koffie? Hij is niet slecht, we hebben net een nieuwe machine gekregen.'
Twee minuten later kwam hij terug met twee kleine bekertjes waarin inderdaad heerlijke koffie zat. Het is ondenkbaar om serieus politiewerk te verrichten, verzekerde hij Jed, zonder een fatsoenlijke koffiemachine. Vervolgens vroeg hij hem te vertellen over zijn verhouding tot het slachtoffer. Jed zette de geschiedenis van hun relatie uiteen: het tentoonstellingsproject, de catalogustekst, het portret dat hij van de schrijver had gemaakt... Naarmate hij verder kwam voelde hij zijn gespreksgenoot steeds somberder worden, en haast ineenzakken op zijn plastic stoel.
'Ik begrijp het... Kortom, het contact was niet erg close...' concludeerde de commissaris.
Nee, dat kon je inderdaad niet zeggen, beaamde Jed; maar hij had hoe dan ook niet de indruk dat Houellebecq met wie dan ook erg
close
was, in elk geval niet in de laatste fase van zijn leven.
'Ik weet het, ik weet het...' Jasselin leek volkomen moedeloos. 'Ik weet niet waarom ik op meer had gehoopt... Ik geloof dat ik u voor niks lastig heb gevallen. Goed, laten we toch maar even naar mijn kantoor gaan om uw verklaring op schrift te stellen.'
Zijn bureau was bijna helemaal bedekt met de foto's van de plaats delict, die hij een groot deel van de ochtend vergeefs had bestudeerd, misschien wel voor de vijftigste keer. Jed liep er nieuwsgierig naartoe en pakte een van de foto's op om hem te bekijken. Jasselin onderdrukte een gebaar van verbazing.
'Neem me niet kwalijk...' zei Jed beschaamd. 'Ik neem aan dat ik niet het recht heb om dit te zien.'
'Dit valt inderdaad onder het onderzoeksgeheim. Maar ga uw gang, als u wilt: misschien zegt het u iets...'
Jed bestudeerde verschillende beelden, die voor Jasselin allemaal op elkaar leken: druipsporen, inscheuringen, een vormeloze puzzel. 'Vreemd...' zei hij ten slotte. 'Het lijkt wel een Pollock; maar dan een bijna monochrome Pollock. Dat heeft hij trouwens ook wel gedaan, maar niet vaak.'
'Pollock, wie is dat? Sorry voor mijn gebrek aan cultuur.'
'Jackson Pollock was een naoorlogse Amerikaanse schilder. Een abstracte impressionist, een van de boegbeelden van de beweging zelfs. Hij was sterk beïnvloed door het sjamanisme. Hij is gestorven in 1956.'
Jasselin keek hem aandachtig, met plotselinge belangstelling aan.
'En wat zijn het voor foto's?' vroeg Jed. 'Ik bedoel, wat stellen ze in werkelijkheid voor?'
.
Jeds reactie verraste Jasselin door de hevigheid ervan. Hij kon hem nog maar net een stoel toeschuiven, waarin hij trillend en stuiptrekkend neerviel. 'Blijf daar zitten... u moet iets drinken,' zei hij. Hij vloog naar het kantoor van Ferbers team en kwam direct terug met een fles Lagavulin en een glas. Het is ondenkbaar om serieus politiewerk te verrichten zonder een voorraad sterkedrank van goede kwaliteit, was zijn overtuiging, maar die hield hij dit keer voor zich. Jed moest met lange slokken een heel glas leegdrinken voordat zijn stuiptrekkingen kalmeerden. Jasselin dwong zichzelf te wachten en beteugelde zijn opwinding.
'Ik weet dat het gruwelijk is...' zei hij ten slotte. 'Het is een van de gruwelijkste misdrijven waar we ooit mee te maken hebben gehad. Denkt u...' ging hij voorzichtig verder, 'denkt u dat de moordenaar misschien door Jackson Pollock is beïnvloed?'
Jed zweeg een paar seconden, schudde ongelovig zijn hoofd en antwoordde toen: 'Ik weet niet... Het lijkt erop, dat wel. Je had aan het eind van de twintigste eeuw vrij veel kunstenaars die hun lichaam gebruikten, en sommige voorstanders van
body art
hebben zich inderdaad als navolgers van Pollock geafficheerd. Alleen de Weense actionisten hebben in de jaren '60 echt de grens overschreden, maar dat was voor een heel korte periode, en het heeft tegenwoordig geen enkele invloed meer.'
'Ik besef dat het absurd kan lijken...' drong Jasselin aan. 'Maar zoals het er nu voor staat... Weet u, ik zou u dit niet moeten vertellen, maar het onderzoek is helemaal vastgelopen, het is nu al twee maanden geleden dat we het lijk hebben gevonden en we staan nog altijd met lege handen.'
'Waar is het gebeurd?'
'Bij hem thuis, in de Loiret.'
'O, natuurlijk, ik had het tapijt moeten herkennen.'
'Bent u bij hem thuis geweest? In de Loiret?' Dit keer kon hij zijn opwinding niet verbergen. Het was de eerste persoon die ze ondervroegen die de plaats kende waar Houellebecq woonde. Zelfs zijn uitgeefster was er nooit geweest: ze ontmoetten elkaar altijd in Parijs.
'Ja, één keer,' antwoordde Jed kalm. 'Om hem mijn schilderij te brengen.'
Jasselin liep zijn kantoor uit en riep Ferber. In de gang vatte hij samen wat hij net had gehoord.
'Dat is interessant,' zei Ferber peinzend. 'Echt interessant. Beter dan alles wat we tot nu toe hebben, volgens mij.'
'Hoe nu verder?' vroeg Jasselin.
.
Ze belegden een geïmproviseerde vergadering in zijn kantoor; Aurélie was er, Lartigue, Michel Khoury. Messier was verhinderd door een onderzoek dat hem bijzonder leek te boeien -een psychotische puber, een soort otaku, die de werkwijze voor zijn moorden kennelijk op internet had gevonden (ze beginnen hun belangstelling voor de zaak te verliezen, dacht Jasselin bedroefd, ze beginnen zich neer te leggen bij de mogelijkheid van een mislukking...). Een tijdlang schoten de voorstellen alle kanten op - geen van hen wist ook maar in de verste verte iets van de kunstwereld af - maar ten slotte kwam Ferber met het beslissende idee: 'We zouden met hem erbij nog eens naar de Loiret kunnen gaan. Naar de pd. Misschien ziet hij wel iets wat ons is ontgaan.'
Jasselin keek op zijn horloge: het was halfdrie, allang geen lunchtijd meer - maar vooral, de getuige zat nu al bijna drie uur in zijn eentje te wachten in zijn kantoor.
Toen hij de kamer binnen kwam wierp Jed hem een verstrooide blik toe. Hij leek zich absoluut niet te vervelen: zittend achter het bureau van de commissaris bestudeerde hij aandachtig de foto's. 'Weet u...' zei hij ten slotte, 'het is maar een vrij matige imitatie van Pollock. De vormen en de druipsporen zijn er wel, maar de rangschikking is op mechanische wijze gebeurd, er zit totaal geen kracht, totaal geen levensdrang in.'
Jasselin aarzelde, hij wilde hem niet bruuskeren. 'Dit is mijn bureau...' zei hij uiteindelijk, toen hij geen betere formulering kon vinden. 'O sorry!'Jed sprong overeind en maakte de stoel voor hem vrij, zonder echt gegeneerd te lijken. Hij zette zijn idee uiteen. 'Geen probleem,' antwoordde Jed onmiddellijk. Ze besloten direct de volgende dag te gaan, Jasselin zou zijn eigen auto nemen. Bij het afspreken van plaats en tijd merkten ze dat ze maar een paar honderd meter bij elkaar vandaan woonden.
.
'Rare kerel...' zei Jasselin bij zichzelf toen hij weg was, en zoals zo vaak dacht hij aan al die mensen die naast elkaar in dezelfde stad leven zonder speciale reden, zonder gemeenschappelijke belangstelling of bezigheden, en die allemaal hun eigen, afzonderlijke weg gaan, soms bij elkaar gebracht door seks (steeds minder vaak) of door moord (steeds vaker). Maar voor het eerst maakte die gedachte - die hem aan het begin van zijn politieloopbaan fascineerde en prikkelde om verder te graven, meer aan de weet te komen, helemaal tot op de bodem van die menselijke relaties te gaan - niet meer dan een obscure ontmoediging in hem los.
Hoewel hij niets van zijn leven wist, was Jed niet echt verbaasd toen hij Jasselin zag aankomen aan het stuur van een
a
-klasse Mercedes. De
a
-klasse Mercedes is de ideale auto voor een oud stel zonder kinderen dat in de stad of aan de rand ervan woont maar zijn neus niet optrekt voor een regelmatig uitstapje naar een
sfeerhotel-,
maar hij is ook geschikt voor een behoudend ingesteld jong stel - in dat geval zal het vaak hun eerste Mercedes zijn. Als instapmodel van de firma met de ster is het een discreet
afwijkende
auto; de vierdeurs c-klasse Mercedes en de vierdeurs
e
-klasse Mercedes zijn kenmerkender. In het algemeen is Mercedes een auto voor mensen die zich niet erg voor auto's interesseren, die veiligheid en comfort belangrijker vinden dan het
rijgevoel -
voor mensen, ook, die voldoende in de slappe was zitten. Al meer dan vijftig jaar - ondanks de indrukwekkende commerciële slagkracht van Toyota, ondanks de vechtlust van Audi - was de mondiale bourgeoisie globaal gezien trouw gebleven aan Mercedes.