I gather from this consideration that the printers' bill was supposed to have been paid with the rebels' money.
      Let's return to our printer, to whom we explained the history of Kossuth and, in particular, Day & Sons.
      I believe that our client was more impressed by the reprimand of the Lord Chancellor to his 19th century colleague than by our legal considerations.
      Later we gave the man advice in writing with, at his request, a copy of the judgment in the Kossuth case, because he wanted to discuss several matters with the rebels' representative.
      What does all this have to do with Shyam? At the bottom of the banknotes, the design of which the printer had brought with him, there was, I could almost say loud and clear, the name and signature of my old friend Shyam.
      And when I asked what the rebel spokesman looked like, I got a description of my old friend Shyam.
      At once I understood that this was my chance. I decided not to seek any more contact with him and not to let him know that I knew about this history. I had stayed pretty much in the background during the discussions with our printer, and the man couldn't remember my Dutch-sounding name anyway.
      I got rid of all the old sentences and made up a new one which I carefully stored in my memory, with the thought: I'll have my chance.
      Well, you can have lengthy discussions as to whether the sentence I made up was ideal. But that was not the point. The sentence contained two elements, namely a reference to the political situation and a reference to the case of the banknotes. Shyam had no idea that I knew about either of those subjects. The sole purpose was to surprise him quick as lightning with that knowledge.
      Furthermore, a discussion on that issue was no longer of any importance, because when I looked up from my book on May 9, 1974 in the cafe of the Jalta Hotel in Prague, he was sitting across from me, reaching out his hand, pointing his finger at me and saying: 'Elucidate'.
      I looked at him calmly, put the scrap of paper back in my book, closed the book, put it in my inside pocket, and said: 'Because Sjafruddin made the mistake of thinking that Hatta would support them. Besides, you should have known the story of Kossuth.'
      His finger was still pointing at me, his mouth was already half open for the reply, but he remained in that position for four, five, six seconds, completely rigid.
      Then he slowly began to collapse, like an inflatable toy animal with a small leak. The game was over.
      In Prague there's a street where they say Kafka used to live.
      In Naarden there's a statue of Kominski, who lived in Prague but died in the Netherlands.
      Wenceslas Square is bustling. The party officials are being driven away in their ugly, black Tatras.
      Wenceslas was murdered on September 25, 935 by his brother Boleslav, because he did not agree with his politics of peace. But there's no way you can still call that spring.
END OF STORY
DUTCH
BOSON BOOKS
15
Riks
De eerste keer dat ik hem verdedigde, verscheen hij ter zitting in pyjama. Dat was ook de eerste keer dat ik hem zag, want ik was veel te laat aan hem toegevoegd.
       Het is niet helemaal eerlijk om te zeggen dat hij in pyjama ter zitting verscheen, misschien kan ik het beter precies uitleggen. Hij was mijn eerste strafzaak. Pro deo vanzelf. Want daar leer je het mee. Toen was het nog echt pro deo, want je kreeg er niets voor.
       Uit zijn dossier bleek, dat hij verschillende veroordelingen had wegens geweldpleging, verduistering, diefstal en heling. De opgelegde straffen beliepen samen, als ik het me goed herinner, een jaar of vier, met de gebruikelijke aanloop van voorwaardelijke straffen en gecombineerde straffen, eerst van de kinderrechter later van de politierechter en de rechtbank, verder een paar strafbare feiten die geseponeerd waren wegens gebrek aan bewijs, een enkele vrijspraak in dezelfde sfeer, kortom een man, die niet in de pas liep. Ik heb later gemerkt hoe karakteristiek die combinatie van geweldpleging, diefstal, verduistering en heling was. Toen ik aan hem werd toegevoegd, zat hij in Veenhuizen een of andere straf uit voor een vorig vergrijp.
       Het feit waarvoor ik hem moest verdedigen was heling. Hij was vrijgesproken door de rechtbank. De officier van justitie was in beroep gegaan. Riks was intussen gearresteerd voor dat ouwe feit, dus had hij recht op een toevoeging, en zo kwam ik in die zaak.
       Uit het psychiatrisch rapport of reclasseringsrapport, dat weet ik niet meer, bleek dat hij beschouwd werd als verminderd toerekeningsvatbaar. Dat kwam eigenlijk hierop neer, dat hij geen verweer had tegen slecht gezelschap en altijd te vinden was voor een geintje. Dat is op zichzelf niet zo erg maar als je in de verkeerde sociale laag zit loop je daarmee stuk.
       Hem werd telaste gelegd schuldheling, een van de meest ongrijpbare delicten uit ons strafrecht. Het komt ongeveer hierop neer, dat een vriend van je's avonds bij je aanbelt en zegt: Kun jij die buitenboordmotoren zolang voor mij bewaren, en dan moet je aan zijn gezicht of aan de voorwerpen of aan de tijd waarop hij aanbelt of aan je eigen straflijst de conclusie ontlenen, dat die motoren gegapt zijn. Zo ook hier. Het bewijs was inderdaad uiterst summier, typisch een geval waarin de verdachte duidelijk schuldig is maar waarin veroordeling onrecht zou zijn.
       Ik had toen nog geen ervaring, ik zei al: mijn eerste strafzaak, en ik verdedigde te vuur en te zwaard de opvatting dat Riks onschuldig was.
       Op de dag van de zitting had hij een of andere maagaandoening en lag hij in Veenhuizen in de ziekenboeg of hoe ze zo iets in gevangenissen noemen. Door een administratieve vergissing hadden ze daar pas op het laatste moment gemerkt, dat hij in Amsterdam bij het Hof moest zijn en toen de arrestantenwagen uit Assen voor de deur stond hadden ze gauw twee of drie stempels gezet, hem zijn pak over zijn pyjama laten aantrekken en in de auto gestopt. Zo erg was die maagaandoening nou ook weer niet.
       Het Hof nam de zaak nog weer eens door in het kalme tempo hoven eigen en men keek enigszins verschrikt op toen ik in mijn pleidooi er tegen aan ging alsof Dreyfus zelf terecht stond. Ook Riks zelf keek verrast toen hij hoorde hoe ontzettend onschuldig hij was. Achteraf denk ik dat dit laatste meer heeft bijgedragen tot zijn veroordeling dan mijn pleidooi. Tenminste dat hoop ik.
       Een vriend van mij vertelde over zijn eerste strafzaak, dat hij iemand moest verdedigen, die aanleiding gaf tot de volgende openingszin: "Meneer de President, edelachtbare heren, dit is voor mijn client de 25e strafzaak en voor mij de eerste. We wilden allebei dat het andersom was." Maar ik denk dat ook dat gelogen was.
       Een paar maanden later werd ik door Riks opgebeld. "Met Riks," zei hij. "Met wie?" zei ik, want zo werkt het menselijk geheugen. Hij wou eens langs komen. Toen hij voor mij zat bleek dat hij door een combinatie van voorwaardelijke invrijheidsstelling, gratie en aftrek van voorarrest toch eigenlijk die straf niet had uitgezeten, tenminste zo berekende hij dat
      Het wordt misschien tijd, dat ik vertel hoe hij eruit zag, tenminste Mies vindt dat dat moet.
       Hij leek sprekend op Danny Kaye, maar dan met achterover gekamd haar zonder scheiding, zijn neus was iets groter, en verder had hij het kenmerkende van die lieden die niet in de sociale verzekering vallen en ook niet rijk zijn. Zijn getrokken tanden en kiezen waren niet vervangen. Als hij lachte, wat hij graag deed, dan zag je een gebit zo onderbroken als zijn leven in vrijheid.
       Waar hij voor kwam was dit: Terwijl hij zat had zijn vrouw het aangelegd met een ander, een melkboer, zoals hij het noemde, uit latere ondervraging bleek het een werknemer van een melkhandelaar te zijn wiens werk bestond uit het slijten van melk en zo.
       Toen Riksâonaangekondigdâna zijn invrijheidsstelling thuis kwam had hij die melkboer aangetroffen en had hem "in elkaar geslagen." Ik kom daar nog op terug. Bovendien had hij de volgende dag de melkkar van die man omgekeerd. Voor een en ander zou hij wel weer moeten voorkomen maar daar zou hij zich zonder rechtshulp ook wel uitlullen, zei hij.
       Hij was alvast ingetrokken bij de vrouw van die melkboer en zij had hem verteld dat ik voor haar de echtscheiding behandeldeâook pro deoâdie zij tegen haar man had aangespannen omdat die het hield met de vrouw van Riks. Puur toeval.
       Kortom of ik ook zijn echtscheiding wou behandelen. Nou dat was goed. Ik liet mij aan hem toevoegen zoals dat heet en begon die echtscheidingsprocedure.
       Zoals ieder begrijpt legde deze voorgeschiedenis de basis voor een hechte vriendschap.
      Riks had grote fantasie en levensdurf. Hij was veel te optimistisch en blijmoedig, daarom liep hij altijd tegen de lamp. Hij kon geweldig vertellen, in zeer plat Amsterdams, en als je liet merken dat je zijn verhalen mooi vond, inspireerde hem dat tot steeds mooiere beschrijvingen. Zijn eerste gevecht met die melkboer, later ook in feite nog eens herhaald, werd bij het hervertellen steeds gewelddadiger en bloediger. Het aantal vernielde meubels nam toe, de verwondingen van de melkboer namen toe, het gevecht duurde langer, ook de tegenstand van de melkboer nam toe, omdat hij zag dat de overwinning op een sterke tegenstander meer waarde had dan de afstraffing van de lafaard uit vroegere versies. Toch waren die vroegere versies zuiverder omdat hij toen echt verontwaardigd was over de ontrouw van zijn vrouw en over de verraderlijke rover, die lafhartig de vrouw inpikt van een ander die in de bak zit. Het was ook een echte afstraffing geweest en niet een gevecht. Maar goed. Hij werd absoluut niet gehinderd door de behoefte om waarheidsgetrouw te zijn.
       Afgezien van wat hij door misdrijf verwierf deed hij van alles. Sloopwerk, houthandel, verhuizen, vervoer en soms had hij een baantje.
       Toen ik ging trouwen kon ik een zolderverdieping in de Pijp krijgen en ik vroeg hem of hij wou helpen die op te knappen. Dat was iets voor hem, vooral het slopen en het verhuizen. Mijn vrouw lag meteen op de goeie golflengte met zijn humor, en zijn verhalen werden gewelddadiger, bloediger en kleurrijker dan ooit.
       Verhuizen? Zijn broer had een auto type camion waarmee de Franse politie arrestanten vervoert. Daarmee werd verhuisd.
       Het trapgat was te klein voor een luie stoel van een tante uit Purmerend dus toen het trapgat ondanks beuken, stoten en vloeken niet groter wou worden, ging die stoel terug naar tante. Een eikenhouten maar antieke secretaire werd door beuken, stoten en vloeken zodanig bijgevormd, dat die er wel door heen ging.
       Slopen? We kregen een kookgelegenheid over het trapgat heen gebouwd. Een douchecel werd zodanig uitgebroken dat we bij de benedenbuurvrouw, van wie we de zolder gehuurd hadden, in de w.c. keken. Tijdens die operatie even uitrustend met koffie vertelde hij op een avond dat hij eens een verbouwing had uitgevoerd op de Nieuwe Prinsengracht. Toen hij net alles eruit gesloopt had kwamen ze vragen of hij vestigingsvergunning, bouwvergunning, sloopvergunning enzovoort had.
       Nee hoezo meneer. Moet dat dan? Riks had gezegd dan hou ik er meteen mee op. Dan maken jullie het zelf maar af. Die inspecteur was het gebouw gaan bekijken. Vijf minuten later kwam hij er wat bleek weer uit omdat hij begrepen had hoe ontzaggelijk gevaarlijk dat gebouw er bij stond, ontdaan van alles wat tot beveiliging en ondersteuning diende, en had gezegd: Als je maar zorgt dat die boel binnen een week in orde is. De vrouw van de melkboer hielp ook mee. Voor haar brood deed ze huisarbeid voor een of andere textielonderneming en ze hielp ons bij het leggen van het vloerkleed, restanten van een oud vast tapijt, ook uit de familie.
       Riks was in die tijd werkzaam bij een schroevenfabriek. Dat kwam weer tot uiting in het feit, dat hij over buitengewoon veel schroeven, moeren, bouten, haakjes en andere bevestigingsmiddelen beschikte. Schuldheling?
       Ik had een bord laten maken waarop behalve mijn naam "advocaat en procureur" stond en hij bevestigde dat beneden aan de gevel naast de trap. Toen hij de laatste schroef erin draaide zei hij: "Ziezo, dat gaat er nooit meer af." Ik zei: "En als we verhuizen?" Hij zei: "Dan halen we het er zo weer af."
       Over zijn jeugd was hij wel mededeelzaam, maar niet duidelijk. Zijn moeder had hij nauwelijks gekend, van zijn vader vertelde hij dat die hertrouwd was met een rijke Spaanse vrouw. Zijn imitatie van de spreekstijl en manieren van die vrouw was wel vermakelijk maar niet overtuigend.
      Na de verhuizing zag ik hem een paar jaar niet. Mijn praktijk, ik was een eigen kantoor begonnen, breidde zich langzaam maar zeker uit, ik kwam vooral in aanraking met schroot- en ijzerhandelaren, in wier kring ik een zekere bekendheid kreeg. Op een warme ochtend in mei belde hij op. Hij had moeilijkheden en vroeg of ik bij hem langs kon komen, want hij was ziek. Ik klom drie trappen op, in oud West, en belde aan. De vrouw van de melkboerâzal ik maar zeggenâdeed open. Een klein bovenwoninkje, twee kamers en een keuken. Bloemen op tafel, wat boeken op een dressoir. In de kamer stond een box. In die box zat een kind dat adembenemend sterk op Riks leek, zoals een postzegel van 15 cent lijkt op die van twee gulden. Alleen de kleur en het formaat zijn anders. Het is misschien beter niet meer van de "vrouw van de melkboer" te spreken.
       Riks zatâweerâin pyjama. Zijn probleem was, dat hij alimentatie moest betalen voor zijn kinderen, terwijl die melkboer het verdomde om alimentatie te betalen voor diens eigen kinderen, hoewel de kinderen van die melkboer door Riks gevoed, gekleed en gehuisvest werden.
       Aangezien dat onrecht wasâwaar Riks niet van hieldâmoest ik daar iets aan veranderen.